Na succesvol uitvliegen van de vier gezenderde jonge Zeearenden eerder deze zomer (zie tabel), maakten de vogels de laatste weken steeds vaker uitstapjes buiten het broedgebied. De omvang van de uitstapjes verschilde per vogel en zijn een aanwijzing dat de vogels zich gaan richten op een onafhankelijk bestaan. Tijdens hun eerste zwerftochten verkennen ze nieuwe gebieden en vliegen ze vroeg of laat de wijde wereld in. Twee van de vogels hebben hun broedgebied inmiddels achter zich gelaten, op weg naar een onafhankelijk bestaan.
Verkenningstochten
De Vogel uit Spijk-Bremerberg maakte op 21 augustus zijn eerste serieuze tocht; vanuit Zuidelijk Flevoland, vloog hij west van Amersfoort over de Utrechtse heuvelrug naar het dal van de rivier de Lek. Daarna vervolgde hij zijn reis dezelfde dag in oostelijk richting, vloog over de Utrechtse heuvelrug, volgde de Neder-Rijn, en koerste daarna ter hoogte van Doorwerth in noordelijke richting terug over de Veluwe richting Nunspeet. De vogel uit de Lepelaarplassen maakte tot dusver drie verkenningstochten buiten Flevoland. Op 13 augustus vloog ze richting het stroomgebied van de IJssel bij Kamperveen en op 21 augustus verkende ze het Markermeer, en vloog om de Gouwzee en Marken weer terug naar Flevoland. Op 30 augustus verkende ze, net als de vogel uit Spijk, de Veluwe en bracht daar ook de nacht door. Buiten deze uitstapjes verblijft de vogel al ruim een maand lang vooral in de Oostvaardersplassen, waar in dezelfde periode ook andere jonge en onvolwassen vogels rondhangen. De Oostvaardersplassen functioneert blijkbaar momenteel als opvanggebied voor jonge vogels, mogelijk als gevolg van het enorme aanbod aan gestorven karpers door het waterbeheer. Zo’n functie als opvanggebied zagen we in eerdere jaren ook in het Krammer-Volkerak, een ander eldorado voor Zeearenden. Dat kan te maken hebben met de afwezigheid van lokale broedvogels.
Vier met GPS-zenders uitgeruste jonge Zeearenden uit 2019, geslacht, datum plaatsen GPS-logger, uitvliegdatum en datum van vertrek uit broedgebied.
Nestlocatie | Geslacht | Datum zender | Uitvliegdatum | Datum vertrek broedgebied |
Spijk-Bremerberg | Man | 23 mei | 21 juni | 29 augustus |
Dordtse Biesbosch | Vrouw | 27 mei | 29 juni | – |
Lepelaarplassen | Vrouw | 28 mei | 18 juni | 30 augustus |
Hellegatsplaten | Man | 21 juni | 16 juli | – |
De twee gezenderde vogels uit de Delta maakten in augustus ook vaker uitstapjes, zij het niet zo groot als de Flevolandse vogels. De vogel van de Hellegatsplaten gebruikt vooralsnog vooral de omgeving van het nest en maakte uitstapjes, naar o.a. de Dintelse gorzen en de Korendijkse Slikken. De vogel brengt veel tijd door in het Haringvliet,onder andere op de Ventjagersplaten. De kleinere uitstapjes van de vogel van de Hellegatsplaten zijn waarschijnlijk het gevolg van de latere geboorte van deze vogel. Op 1 september maakte ze een grotere reis tot over de Oude Maas, onder de rook van Rotterdam. De vogel uit de Dordtse Biesbosch vloog o.a. tot het westelijk deel van het Hollandsdiep en de afgedamde Maas aan de oostzijde, en navigeerde (noodgedwongen?) ook boven stedelijk gebied van Dordrecht en Zwijndrecht. Op 1 september maakt ze een wat groter uitstapje, waarbij het broedgebied van de Hellegatsplaten gepasseerd werd, en de vogel doorvloog tot een kilometer of tien zuid van het Krammer-Volkerak, om Steenbergen heen weer terug naar huis. Opmerkelijk is dat de vogel de grote gebieden van de Brabantse Biesbosch niet opzoekt. Dat heeft mogelijk te maken met de aanwezigheid van het territoriale buurpaar, die geen vreemde arenden in hun broedgebied toelaten.
De eerste stappen de wijde wereld in
De vogel uit Spijk-Bremerberg verliet na zijn eerste verkenningstocht van 21 augustus, op 29 augustus zijn geboorteomgeving uit Flevoland. Na nog een klein rondje over de noordelijke Veluwe, vloog hij die dag oost van Emmen het land uit en navigeerde naar een veengebied westzuidwest van Oldenburg (D), op zo’n 170 km van zijn geboortegebied. De dag erna vervolgde hij zijn reis in noordoostelijke richting tot in Sleeswijk-Holstein in de regio Rensburg. Vanaf daar maakte hij op 31 augustus een lus en vloog weer enkele tientallen kilometers terug naar het zuiden, om vervolgens op 1 september te belanden in agrarisch gebied van het stroomdal van de Elbe, op c. 40 km noordwest van Hamburg. De dag erna vloog hij zo’n 25 kilometer westelijker, naar de rivier de Oste (zie kaart).
Nadat de vogel uit de Lepelaarplassen op 30 augustus na een uitstapje de Veluwe op, daar ook de nacht doorbracht, vloog ze op 31 augustus weer terug naar de Oostvaardersplassen. Op 1 september taaide ze opnieuw af, wederom naar de Veluwe, in dezelfde omgeving van waar ze de dag ervoor had gezeten. Daar bracht ze de hele middag door en bleef er opnieuw overnachten. In de vroege ochtend van 2 september navigeerde ze in noordoostelijke de Veluwe uit en bezocht ze voor korte tijd de Duursche Waarden in het stroomgebied van de IJssel. Later die ochtend migreerde ze, net als de vogel uit Spijk-Bremerberg, in noordoostelijke richting Duitsland in. Aan het einde van de middag kwam ze aan in een veengebied bij Molbergen in Nedersaksen, op ruwweg 185 km van haar thuisbasis. In de ochtend van 3 september vervolgde ze haar reis in noordelijke richting (zie kaart).
De gegevens laten zien dat jonge vogels in deze periode onafhankelijk worden en een eigen leven gaan leiden. De vogel uit de Lepelaarplassen is voor een groot deel aangewezen op de Oostvaardersplassen. De vogel van Spijk-Bremerberg gebruikte opmerkelijk genoeg de randmeren niet of nauwelijks. Beide vogels uit Flevoland gebruiken naast de directe omgeving van hun nesten ook de Veluwe. De vogels uit de Delta gebruiken naast de Biesbosch en het Krammer-Volkerak ook het Hollandsch Diep en het Haringvliet.
De vogels gaan nu een spannende tijd tegemoet, want ze moeten zien te overleven. De werkgroep houdt het wel en wee van de vogels nauwlettend in de gaten omdat ze tal van gevaren tegen zullen komen. In Duitsland staan veel wind turbines en de vogels kunnen o.a. slachtoffer worden van het verkeer, van al dan niet opzettelijke vergiftiging en van afschot.
Registratie van sterfte
Omdat het systeem van de GPS-zenders het toelaat om meerdere keren per dag te kunnen zien waar de vogels verblijven, is het mogelijk om mogelijke sterfte direct te kunnen registreren. In de zender zit een accelerometer, die aangeeft of de vogel nog beweegt. Daarnaast wordt de temperatuur gemeten, waarbij een sterk dalende temperatuur aan kan geven dat de vogel niet meer in leven is. Daarmee is er de mogelijkheid om binnen een etmaal uit te rukken om polshoogte te nemen.
Online meekijken
De werkgroep heeft een portal paraat waarop publiek mee kan kijken. Op dit portal kunnen de vier vogels op de voet worden gevolgd. Hierbij wordt eens per dag een nieuwe positie aan de kaart toegevoegd, maar worden de gegevens met enige vertraging weergegeven, zodat waarnemers de vogels niet op de hielen kunnen zitten. Om de vogels te kunnen volgen, druk op onderstaande link:
De werkzaamheden worden uitgevoerd door de Werkgroep Zeearend Nederland in een samenwerking met Wageningen Environmental Research. Het project wordt mogelijk gemaakt door de Provincie Zuid-Holland en door het Prins Bernhardfonds.
Werkgroep Zeearend Nederland